Elvis

Begin Jaren ’90 kreeg regisseur Baz Luhrmann me met Strictly Ballroom in zijn greep. Ik was destijds diep onder de indruk van zijn unieke stijl, hij leek het filmdoek te gebruiken als een canvas voor visueel theatrale uitspattingen. Romeo + Juliet (1996) en Moulin Rouge! (2001) verstevigden deze liefde alleen maar. Maar heel soms, heel heel soms, zou ik willen dat hij het aloude gezegde “less is more” wat effectiever kon toepassen.

“I’m gonna be forty soon, and nobody’s gonna remember me.”

Kolonel Tom Parker (Tom Hanks) is de beroemde en verguisde manager van niemand minder dan de jong overleden Elvis Presley (Austin Butler). Op het einde van zijn leven wil hij ons overtuigen van zijn kant van het verhaal, hij ziet zichzelf namelijk niet als de schurk, maar als de held en drijvende kracht achter de carrière en legende van Elvis. We gaan terug naar de jaren vijftig waar hij countryster Hank Snow (David Wenham) begeleid. Hij ontmoet Elvis tijdens een klein optreden en ziet hoe de jongeman met name de vrouwen in de zaal in seksuele vervoering brengt met zijn heupwiegende benen en goede looks. Parker ziet in Elvis de man die hem als manager naar het beloofde land kan leiden. Elvis droomt ervan om via zijn muziek de wereld aan zijn voeten te krijgen. Beiden hopen van elkaar gebruik te kunnen maken in het pad naar onsterfelijkheid. Maar zoals wel vaker gaan commerciële en artistieke belangen strijden om de overhand.

Amerikanen lijken de jaren 60 en 70 te verafgoden als hun eigen popculturele hoogtepunt. Niet voor niets grijpen ze graag terug naar het verleden waar de artiesten groter dan groot waren en voor iemand die geloofde in de Amerikaanse droom alleen The Sky the Limit leek. Voor Elvis was zelfs dat niet het geval, halverwege de film krijgen we zijn imponerende privévliegtuig te zien. Tegenwoordig zien we een nieuwe culturele trend: filmmakers en recensenten lijken te houden van deconstructies. Niet langer willen we genoegen nemen met de legende en de publieke façade; we willen de mens achter de mythe, de legende teruggebracht zien tot menselijke proporties met wie we ons kunnen identificeren. Soms werkt dat, maar steeds vaker verlang ik naar een tijd waarin we zonder excuus mochten genieten van grandeur en glamour.

Luhrmann lijkt me vanaf minuut één te willen verwennen met een visueel overdonderende biopic die ons de klassieke mythe rond de opkomst en ondergang van Elvis wil laten zien. Daarbij maakt hij gebruik van zijn gebruikelijke stokpaardjes: klassieke nummers versnijden met een moderne mix, kleurexplosies en een hoog verteltempo. Soms raak ik even kwijt in welk moment in Elvis leven we ons bevinden. Elvis vond zijn groove ten midden van gospel en bluesmuziek. De jonge blanke artiest die zo duidelijk zich heeft laten beïnvloeden door Afro-Amerikaanse artiesten legt ook raciale onrusten die Amerika midden vorige eeuw in zijn greep hadden bloot. Helaas doet Luhrmann daar weinig mee. Voor je het weet zitten we alweer in een volgende scene, in een nieuw muzikaal spektakel of in een nieuw gemeen plannetje van manager Tom Parker.

Elvis is wellicht één van de meest geïmiteerde sterren uit de showbizz. Het gevaar is dan ook dat de film te maken krijgt met de zoveelste Elvis imitatie. Austin Butler zal bij velen niet direct een belletje doen rinkelen, maar is een geweldige vondst als de legendarische zanger. Tijdens de film raakte ik een beetje kwijt hoe Elvis er echt uit zag, en werd deze jonge acteur voor mij gewoon Elvis. Hoewel hij inhoudelijk weinig ruimte krijgt om heel veel diepgang in zijn rol te leggen is Butler fantastisch. Geholpen door de stijl van Luhrmann is hij volstrekt geloofwaardig als dromerig tieneridool dat hele meidenmassa’s vanaf het podium weet in te pakken. Het zou een behoorlijk onrecht zijn als deze rol niet zijn grote doorbraak zal blijken te zijn. Hanks komt als Kolonel Tom Parker minder goed uit de verf. Hoewel het leuk is om hem in een schurkenrol te zien gaat zijn geschmier niet verder dan een soort Gargamel uit de Smurfen.

De enorme overdaad aan scenes en het enorme tempo zullen voor een hoop kijkers wellicht iets te veel zijn. Zeker omdat de film dit bijna de gehele twee en een half uur lijkt vol te houden. Er zijn momenten dat je zou willen dat Luhrman iets meer de tijd neemt voor de mensen in zijn film in plaats van het visuele spektakel. Dit speelde hem ook al parten bij de verfilming van The Great Gatsby. Maar heel soms lukt hem dat wel. Er is een prachtige en ogenschijnlijk intieme scene waarin Elvis een kort gesprek heeft met zijn gescheiden levende vrouw Priscilla. Het is een hartverscheurend moment waarin ze probeert haar man, haar liefde, te redden van de drugs, drank en zelfdestructie. Na het afscheid draait de camera om het tafereeltje heen en zien we de werkelijkheid: er staan duizenden fans toe te kijken en om Elvis aandacht te bedelen. Voor intimiteit is gewoonweg geen plaats meer. Dit is een prachtige manier om het gevoel van dramatiek en theatraliteit van Luhrmann te gebruiken en ook iets wezenlijks over Elvis te laten zien. Helaas gebeurt het net even te weinig.

Conclusie:
Je kan op twee manieren naar deze film kijken. Als pure biopic of als audiovisuele ode aan zijn legende. Als pure biopic laat de film soms te weinig over zijn personages los. We komen te weinig achter wat hen beweegt, waarom keuzes gemaakt worden en wat de impact van sommige gebeurtenissen echt is. Als ode aan een legende is deze film prachtige eye-candy vol visuele pracht en praal en oprechte adoratie. Zodra Butler los mag als ietwat verlegen ster die stijf staat van verlangen om zich helemaal te geven aan zijn devote publiek heeft de film de muzikale liefhebber in zijn greep. Laat kinderen zwart-wit beelden van Elvis zien, en het is wellicht moeilijk te begrijpen waarom sloten meiden helemaal door het lint gingen voor deze jongen. Laat ze deze film zien, en ze begrijpen het al een stuk beter.

Be the first to comment

Leave a Reply

Your email address will not be published.


*