Vorig weekend sloot het 34ste Imagine Film Festival af. Tien dagen lang kon je effectief de zon ontwijken in de bioscoopzalen van EYE Amsterdam, met o.a. zo’n vijftig genrefilms, vier kortefilmprogramma’s, een dagelijkse talkshow, masterclasses, de Imagine pitch wedstrijd en Nieuw Nederlands Peil, met elf korte films van Nederlandse (en één Vlaamse) makers.
6 dagen, 13 films, 11 shorts, 1 live performance
Aan het begin van het festival schreef ik hier waar ik naar uitkeek en wat ik onder meer op de planning had staan. Uiteindelijk zag ik in 6 dagen 13 films (waarvan één tweemaal), 11 shorts, 1 live performance en woonde ik een masterclass en een discussiepanel bij. En dat alles ondanks het uitbundige zomerweer in de tweede week van het festival. Je moet er wat voor over hebben.
Vrijdag de 13e begon met het Japanse Junk Head; een sciencefiction stopmotion-animatie waar regisseur TakaHide Hori acht jaar van zijn leven aan wijdde. Hij animeerde, regisseerde, monteerde, filmde, verzorgde de muziek en het geluid, ontwierp de fantastische sets en was verantwoordelijk voor de visual effects. De details en de zorgvuldigheid waarmee geanimeerd en gefilmd is, zijn enorm. En dan te bedenken dat hij bij aanvang van het maakproces eigenlijk geen idee had hoe je een stopmotion film maakt… Het verhaal, over Junk Head die in de onderste regionen van de almaar hoger (of dieper) gebouwde wereld terechtkomt in een dystopische toekomst waar de mens zich niet meer kan voortplanten, is verre van strak. Er zijn zoveel zijpaadjes, vondsten, bijfiguren en achtervolgingsscènes dat je TakaHide Hori al ziet zitten, gefrustreerd omdat hij niet kan kiezen welke darlings hij het beste zou kunnen killen. Maar je vergeeft ’t hem toch, vanwege de overduidelijke passie waarmee Junk Head is gemaakt.
Die dag zag ik ook Tigers Are Not Afraid (Issa Lopez), wat misschien direct wel de beste film van het festival was. Dit prachtige, ruwe Mexicaanse sprookje won in elk geval de juryprijs (de Black Tulip Award) en stond op een sterke tweede plaats in de running voor de publieksprijs (de Silver Scream Award). In Tigers volg je een groep kinderen in een stad vol moord en geweld, waarbij de camera op kind-hoogte blijft en om hoekjes heengluurt, alsof je als kijker deel uitmaakt van de groep. De publieksprijs ging uiteindelijk naar Isle of Dogs (Wes Anderson): leuk, charmant, prachtig gemaakt en waanzinnig gedetailleerd, maar de honden maakten lang niet zoveel indruk als de tijgers. Zodra het verhaal van honden naar mensen ging, boette het in aan kracht. Voor de betere stopmotion-dieren-Wes-Anderson thuis toch maar weer even The Fantastic Mr Fox aangezet.
De live performance Standby for Tape Back-Up redde het voornamelijk vanwege de grote charme van performer Ross Sutherland. Aan de hand van een VHS-band, die hij en zijn opa uitwisselden en er steeds iets nieuws op opnamen, vertelde Ross over zijn leven. Het tekstje in het programmaboekje beloofde iets bovennatuurlijkers – stiekem hadden we een séance via VHS verwacht, wat toch net iets interessanter was geweest (als iemand dit idee wil uitvoeren beloof ik dat ik kom kijken).
Omdat het vrijdag de 13e was, had Imagine Straight to Video (een initiatief van LAB111 en Schokkend Nieuws) uitgenodigd om hun maandelijkse double bill in EYE te verzorgen. Willem van Rossum en Eric van der Woude kozen voor Friday the 13th part VI: Jason Lives (en Cheerleader Camp, maar die heb ik laten schieten). Voor een driekwart volle zaal gingen de lichten uit, kromp het scherm tot 4:3 en zagen we in een gezellig huiskamersfeertje met veel plezier hoe zombie-Jason één voor één de kids van Crystal Lake (sorry, Forest Green) de dood injaagt. Naast de originele Friday the 13th had ik geen enkele film uit de reeks gezien, maar ik kreeg behoorlijke zin om bij #1 te beginnen.
De rest van het weekend zag ik A Day (Cho Sun-ho), een Koreaanse time-loop-film, die prima te kijken was, maar toch niet erg lang bleef hangen. Ik zag nog een Koreaanse film tijdens Imagine, Along with the Gods: the Two Worlds (Kim Yong-hwa), en met beide had ik hetzelfde probleem: hoe vermakelijk het verhaal ook was (en in het geval van Along with the Gods: hoe episch de setting ook), ik kon me niet over de slepende melodramatische stukken heenzetten. Van tijd tot tijd ging de knop ‘emotie’ aan, dropen de tranen van het scherm en sijpelden respectievelijk pianoklanken en strijkers uit de boxen. En opnieuw. En dan nog nét wat langer. Cultureel bepaald? Of ben ik in vergelijking met Koreanen dood vanbinnen? Along with the Gods leidde ook aan de superhelden-ziekte, met een buitenproportioneel lang eindgevecht waardoor de rest van de film wegzakt.
Na het Argentijnse Embrace Me (met bizar voorfilmpje Shiner) was regisseur Javier Rao aanwezig voor een Q&A. Zijn afstudeerfilm was slechts voor 2.500 dollar gemaakt; zelf geschreven, met zijn vrienden in de rollen. Fijn naturel, vreemd en hier en daar creepy, maar ook wat traag en niet echt griezelig. En de hoofdpersoon doet iets waar de regisseur zelf ook niet echt een reden voor had, anders dan dat het er (inderdaad) goed uitzag op camera. Wel zeker een sympathiek project, en je gunt het Rao dan ook niet dat hij helemaal onderaan de publieksprijs-ranglijst is geëindigd.
Het kleurrijke Laissez bronzer les cadavres, oftewel Let the Corspes Tan (Hélène Cattet & Bruce Forzani, met Q&A) was een verfrissende slag apart. Krakend leer, droomachtig en rauw. Laat het lekker over je heenkomen, dat doet de kunstenares in de film ook. Een hallucinante shoot-out op de rotsen van Corsica, in de brandende zon en de zwartblauwe nacht. Veel close-ups, zooms, dramatische blikken van links naar rechts en zorgvuldig gechoreografeerde actie: “Don’t you like a bit of gunfire before breakfast?”
Een heel stuk minder gekleurd was The Cured (David Freyne) – een grauwe kijk op de nasleep van een virus-uitbraak. Een deel van de bevolking is genezen van hun agressieve zombie-toestand en het andere deel moet zien te leven met de kennis dat hun geliefden verschrikkelijke dingen hebben gedaan. In de inleiding werd de vergelijking gelegd met vluchtelingen, maar dat voelde wat geforceerd. Het draaide meer om de spanning tussen schuld, verantwoordelijkheid en (on)toerekeningsvatbaarheid. Ook: wat kost een tweede kans (beide kanten) en de eeuwenoude horrorvraag wat menselijkheid inhoudt – mensen kunnen immers ook monsters zijn. En hoewel ik een sterk geacteerd, realistisch familiedrama zeker kan waarderen, had ik op een festival-zaterdagavond eigenlijk liever meer actie gezien.
Binnenkort volgt deel II van de terugblik, inclusief de onderdelen die ik jammer genoeg heb moeten missen!
Be the first to comment