In The Man Who Killed Don Quixote volgen we het kronkelige pad tussen werkelijkheid en verbeelding, waarop schoenmaker-edelman Don Quixote en zijn regisseur-schildknaap hun weg zoeken. Regisseur Terry Gilliam heeft er zichtbaar plezier in om het hen zo lastig mogelijk te maken, zelfs als ze uiteindelijk voornamelijk maar wat ronddwalen.
“I… am Don Quixote de la Manche”
Van reclameregisseur tot schildknaap
Gefrustreerde reclame-regisseur Toby (Adam Driver) worstelt. Zijn crew, de troosteloze locatie, de geldschieter, zijn artistieke inspiratie: niets werkt mee. Ooit maakte Toby in dezelfde Spaanse regio zijn afstudeerfilm. In een stoffig dorpje vond hij een oude schoenmaker met een karakteristieke kop (een geweldige Jonathan Pryce), die hij de rol van Don Quixote gaf. Nu, jaren later, keert Toby terug naar het dorpje en ondervindt de onverwachte gevolgen die zijn film op de inwoners had. Zo heeft de jonge Angelica (Joana Ribeiro) het dorp ingeruild voor de grote boze wereld en blijkt de schoenmaker al die tijd overtuigd te zijn geweest dat hij echt Don Quixote is. Als Toby hem op het spoor komt, sluit de ridder hem enthousiast in zijn armen als zijn langverloren schildknaap Sancho Panza, en sleurt hem mee het avontuur in.
In het originele verhaal dat Miguel de Cervantes begin zeventiende eeuw schreef, verliest een edelman zijn verstand na het lezen van teveel ridderromans. Onder de naam Don Quixote de la Mancha gaat hij de wereld in om onrecht te bevechten, met boer Sancho Panza aan zijn zijde. Het eerste deel van De vernuftige edelman Don Quichot van La Mancha (1605) is komischer en de episodisch vertelde avonturen eindigen meer dan eens met een flink pak slaag. Het tweede deel (1615) heeft meer reflectie en Don Quixote en Sancho zijn hierin zelfs al bekend bij andere personages, die over hun avonturen hebben gelezen. Zo’n metaniveau, dat destijds zeer vernieuwend was, vinden we ook terug in The Man Who Killed Don Quixote.
De film begint met de aankondiging dat hij er nu eindelijk is, waardoor je The Man Who Killed Don Quixote bijna niet kunt bespreken zonder de voorgeschiedenis ervan aan te kaarten. Terry Gilliam kondigde zijn plannen in 1998 aan, maar door een stortvloed aan problemen werden de opnames pas vorig jaar afgerond. Volgens Gilliam moet je de film niet zien als een meesterwerk dat zeventien jaar duurde om te maken, maar hem gewoon op zijn eigen merites beoordelen. Lastig, met zo’n enorme voorgeschiedenis, vooral als er in de film naar verwezen wordt.
Net als het boek voelt The Man Who Killed Don Quixote episodisch aan. We gaan van de ene (prachtige) set en scène naar de volgende. Toby struikelt en rent door een verhaal dat hem zelf ook niet helemaal duidelijk is. Veel van The Man Who Killed Don Quixote voelt als een opmaat, een proloog, en we wachten totdat de beloofde avonturen beginnen. Nadat Don Quixote zijn Sancho weer heeft gevonden, lopen deze lotgevallen uiteen van het vinden van een goudschat, een dorp vol terroristen, een onwaarschijnlijk weerzien met Angelica, een uitvergrote Russische slechterik en een uitbundig gekostumeerde finale. De larger than life scènes met Don Quixote en Toby worden afgewisseld met realistischer momenten, die de vaart er veelal uithalen. Gelukkig duikt dan Don Quixote weer op om het verhaal terug op de rails te trekken.
Gilliam gebruikt voor hem bekende thema’s, zoals de spanning tussen verbeelding en werkelijkheid, de reis (geografisch maar ook persoonlijk) die volgt na een ontdekking en een onderliggend, alles-voortstuwend verlangen. Ook Don Quixote is een figuur dat past binnen zijn oeuvre: een social outcast die eigen regels volgt, dingen anders ziet dan anderen en hier uiteindelijk de gevolgen van ondervindt. Welke wereld wint het uiteindelijk: de eigen of de echte?
Op de scheidslijn tussen realiteit en fantasie is Gilliam op zijn sterkst: het weerzien in de woonwagen, de Spaanse Inquisitie, de hemelvaart op het houten paard. Door Toby wordt de kijker meegenomen in de avonturen van Don Quixote, en door zijn ogen begrijpen we net zo weinig van de wereld waar hij in terecht komt. “Er moet toch iets echt zijn?” vraagt hij zich halverwege af. Gilliam brengt de vrolijke chaos zoals altijd aanstekelijk in beeld, met als hoogtepunt de hemelvaart; de scène is tragisch, hoopvol en pijnlijk tegelijk. Even vergeet je alle ruis er omheen en gaat het verhaal weer puur om Don Quixote en Toby, die van verwend jongetje via onhandig lijdend voorwerp is veranderd in iemand die opkomt voor anderen. Maar die scheidslijn wordt gaandeweg wel steeds dunner, hij verliest steeds meer uit het oog. De regie heeft hij in elk geval allang niet meer in handen.
Conclusie
Wellicht heeft Terry Gilliam onderhand wel even genoeg van avonturen, maar dat hij de strijd is blijven aangaan, kenmerkt de echte held. De geest van Don Quixote waart door de film. Al werkte de echte wereld tegen, Gilliams eigen wereld bleek sterker. Net als in zijn andere werk zit in The Man Who Killed Don Quixote een belofte: open je ogen, draai je eens om, en zie dat er meer (mogelijk) is dan je dacht. Noem het een klap van de molen of niet, maar dat is een gedachte die we moeten koesteren.
Dit artikel verscheen eerder op Schokkend Nieuws
Be the first to comment