Ook zo lekker mee zitten ‘zingen’ met oude Queen- en Elton John kneiters bij het zien van Bohemian Rhapsody en Rocketman? De afgelopen tijd komen muziekliefhebbers flink aan hun trekken in de bioscoop. Of dat nou bij biopics is als bovenstaande titels of bij oude hits in een nieuw jasje (Yesterday) of compleet nieuwe hits in een leren jasje (A Star is Born). Live muziek doet het goed op het grote scherm en zeker als je zoals ik te jong was of nog niet geboren ten tijde van bepaalde historische concerten. Dan ben je er door dergelijke films toch nog een beetje bij.
The fans, they’re dying for some anarchy. So let’s give it to them.
Als ‘86’er begon ik pas in de tweede helft van de jaren ‘90 mijn eigen muzieksmaak te ontdekken: dit begon met een single van Toy Box (Best Friend), die naar pepermunt rook als je over het schijfje wreef. Vóór ik ten prooi viel aan kauwgomballentienerpop was ik overgeleverd aan de cd-kast van ouders en broers. Queen, Michael Jackson, Nirvana en Pearl Jam nam ik op op cassettebandjes, zodat ik ze in mijn Walkman (mét auto-reverse!) altijd bij me had. Wat een opluchting dat ik, waarschijnlijk mede onder invloed van mijn grunge-minnende broers, mijn muzikale zoektocht nog heb besloten met Wolfmother en Queens of the Stone Age.
Toen ik voor het eerst hoorde van The Dirt ging mijn muzikale hart nog niet direct sneller kloppen. In de eerste uitgaves van de Break Out! die ik in handen kreeg, dook Tommy Lee’s portret wel eens op, meestal vergezeld door Pamela Anderson en een hitsige tekst over hun laatste uitspatting. De enige andere koppeling die ik had met metal uit de jaren ‘80, was de poster van Iron Maiden die prijkte op de muur van broers slaapkamer. Pas nadat een collega deze Netflix productie aanprees als ‘hard’ – de muziek? Nee, vooral de persoonlijke misère die erin voorkomt – was mijn interesse gewekt. Een beetje narigheid kan ik wel waarderen en tegenwoordig ben ik niet vies van een stevig potje metal, dus ik slingerde de televisie aan.
Een titel als The Dirt schept ook de nodige verwachtingen wat betreft de ellende die op tafel mag komen. Met mijn voorkennis uit de Break Out! was het daarom bevreemdend om Tommy Lee geïntroduceerd te zien worden als dotje: hij houdt van iedereen (“I’m just a hopeless fucking romantic, dude. All love, all the time.”) en wel het allermeeste van zijn ouders (awww). Wat zullen die later trots zijn geweest op zijn eerste grote rol voor de camera, naast zijn platinablonde Playmate. Minder verrassend is het achteraf, als ik er bij de credits achter kom dat de bandleden van Mötley Crüe mede verantwoordelijk zijn voor de inhoud van The Dirt. De productie is gebaseerd op het boek The Dirt: Confessions of the World’s Most Notorious Rock Band uit 2001, geschreven door de bandleden van MC in samenwerking met Neil Strauss, editor van Rolling Stone magazine en schrijver voor de New York Times.
Dit roept meteen de vraag op of deze vertelling wel echt alle vuiligheid zal tonen, of dat er keurig gecensureerd gaat worden. Gaan Tommy Lee, Mick Mars, Vince Neil and Nikki Sixx wel echt met de billen bloot? Heel letterlijk: ja. Leadzanger Vince Neil hoeft maar met zijn lange manen te wapperen of er staat al een handvol hitsige groupies klaar om zijn leren broek naar zijn enkels te werken. Hippiekind Tommy Lee heeft zoveel liefde te geven dat ik van hem wel wat meer actie tussen de lakens had verwacht, maar hij gaat verbazingwekkend snel steady met Melrose Place-babe Heather Locklear. Mars en Nikki Sixx bedrijven liever de liefde met hun (bas)gitaar; bovendien compenseert Sixx voor Tommy lee wat betreft aaibaarheid. Hij lijkt een hekel te hebben aan alles en iedereen, zichzelf incluis, behalve aan de verdovende middelen.
Deze zijn ook de rode draad voor de film en de veroorzakers van de meeste dirt die aan het licht komt. Hoewel ik niet bekend ben met het repertoire van Mötley Crüe, houd ik wel van snelle riffs, gillende solo’s en beukende bassdrums. Bij de eerste sessies in de repetitieruimte zit ik daarom vol verwachting te stuiteren op de bank, maar afgezien van een razende montage van succesvolle shows krijgt The Dirt weinig muzikale inhoud. De band stond bekend om de shock value van hun levensstijl én hun live optredens, vol vuurwerk, vuurspuwende gitaren en rondtollende drumsets: genoeg materiaal om een interessante muzikale vertoning mee te creëren.
Helaas komt de nadruk al snel te liggen op seks en drugs en minder op rock ‘n’ roll. Wanneer de live fast, die young levensstijl de heren begint op te breken, het uitbundige feesten afneemt en de sfeer grimmiger wordt, wordt meteen duidelijk dat de dialogen en acteerprestaties niet van de bovenste plank zijn en de echt indrukwekkende momenten komen daarom minder hard binnen dan waarschijnlijk de bedoeling was. Sympathiek zijn ze ergens wel, dat langharige tuig, maar Vince Neil (Daniel Webber) is de enige met wie ik daadwerkelijk meevoel. Voor een film die een persoonlijk verhaal wil vertellen over de levens van vier bandleden, is dat te weinig.
Conclusie
Vreemd genoeg sluit de voice-over van Nikki Sixx af met een nostalgische omschrijving van de statische elektriciteit die ontstaat wanneer Mötley Crüe haar plek op het podium inneemt. Een spanning die je kippenvel bezorgt bij Lady Gaga’s eerste passen naar Bradley Cooper op het podium voor ‘Shallows‘. Of Taron Egerton’s eerste noten van ‘Crocodile Rock‘ in Rocketman. Anderhalf uur lang smacht ik bij The Dirt precies daarnaar en pas wanneer de aftiteling begint, word ik nog getrakteerd op een gezonde dosis rock ‘n’ roll. Too little, too late.
Be the first to comment