Het was vroeger makkelijker om argumenten te maken voor de beste science fiction serie aller tijden. Het was geen ontzettend druk veld. Televisieseries opereerden met een aanzienlijk lager budget dan films en computertechnologie was nog niet geavanceerd genoeg om op redelijke schaal en budget wekelijkse afleveringen te maken. Bovendien was sci-fi niet een enorm populair genre, vaak gedelegeerd tot de categorie nerd-voer.
“Captain Picard to the bridge. Captain we’ve got a problem with the warp core, or the phase inducers, or some other damn thing.”
We zijn ondertussen in een andere tijd beland. Niet alleen is het veel makkelijker om science fiction te produceren dankzij technologische ontwikkelingen, maar de culturele zeitgeist omarmd de principes van science fiction veel meer. Hier zijn waarschijnlijk tal van redenen voor: meer aanbod, enkele grote filmtreffers (Arrival en Blade Runner 2049 van Villeneuve, Interstellar van Nolan, Star Trek van Abrams), en nieuwe producties van Netflix (Altered Carbon, Black Mirror). Maar we zijn natuurlijk ook een stuk verder in de toekomst. De ruimte blijft wellicht nog mysterieus voor ons, maar kunstmatige intelligentie, drones, smartphones en het internet zorgen dat zelfs oude sci-fi relevanter is dan ooit.
Science fiction is op z’n best als het hedendaagse problemen onderzoekt met de lens van de toekomst – wat gebeurd er als we bepaalde principes vandaag de dag doorvoeren en uitbreiden? Zo’n what-if is de basis van alle goede sci-fi. En het slechte nieuws: veel van deze principes zijn duister. Privacy, vervreemding, de overname van computers in ons leven, de overgave van het individu aan het collectief: sci-fi zit er vol mee.
Om een hoopvoller perspectief te nemen zullen we een stapje terug in de tijd moeten maken naar wat voor vele die-hard sci-fi fans nog steeds een kroonjuweel is van science fiction. Star Trek: The Next Generation staat nog steeds op een eenzaam hoog niveau als het gaat om toffe high-concept afleveringen, puik karakterwerk en sterk acteerwerk van voornamelijk Patrick Stewart. En het is optimistisch, misschien zelfs op het naïeve af, over de toekomst van de mensheid. Maar het gevoel van familie, het idee dat een ruimteschip zelfs knus kan zijn, en de nadruk op diplomatie en ontdekking, meer dan vechtscenes, is een fijne verfrissing van de overdaad aan duisternis die tegenwoordig heerst.
Ze zijn archetypisch: de wijze vaderfiguur, Captain Picard. De nonchalante maar capabele eerste officier, Riker. De stugge krijger met een hart van goud, Worf. De robot die mens wil worden, Data. En toch blijven ze met al hun voorspelbaarheid voorbeelden voor hoe dingen beter kunnen, en hoe ze ondanks tegenslagen eeuwig nieuwsgierig blijven, naar elkaar en naar de nieuwe werelden om te ontdekken. Om tot zo’n hoopvolle toekomst te komen, moeten we geloven dat het mogelijk is. En in die zin blijft Star Trek: The Next Generation de beste gids.
Conclusie:
Ja, in de 178 afleveringen zitten een hoop stinkers. Vooral de eerste seizoenen zijn niet heel sterk (die zouden tegenwoordig gewoon geannuleerd worden). Gelukkig zijn er online goede gidsen te vinden over welke afleveringen je wèl moet zien, en gelukkig zijn de afleveringen onafhankelijk te volgen, een restant uit een tijd waar het zeer waarschijnlijk was dat je wel eens aflevering op televisie kon missen. Maar de nadruk op idealen, op openheid, op de waardering van onze verschillen als mensen, is wellicht meer vooruitstrevend dan elke technologische voorspelling dan ook.
Be the first to comment